Een kijkje in de geschiedenis van de Molen van Verbeek

De molen van St. Odiliënberg is de enige stenen bergkoren-molen in Midden-Limburg ten oosten van de Maas. Hij staat aan de zuidzijde van de dorpskom aan de Molenweg, niet ver van de weg naar Montfort.

De bouw

De windmolen werd in 1876 gebouwd op een perceel bouwland gelegen in het Bergerveld. In 1871 kreeg Peter Joseph Aerts, molenaar in Horn, van het provinciaal bestuur toestemming om op het betreffende perceel, dat eigendom was van Johanna Maria van Brussel, de weduwe van Josephus Aarts, een windmolen te bouwen. Aerts ging echter niet tot de bouw over, waarna de weduwe Aarts het perceel in 1874 verkocht aan Gerardus Janssen, zonder beroep, te St. Odiliënberg. Janssen liet de molen voor zijn zoon Henri bouwen. Hij zou zelf de vruchtgebruiker worden. In 1876 verkochten zij het perceel aan Martinus Schmitz, winkelier en later molenaar, in St. Odiliënberg. In welk bouwstadium de molen toen verkeerde is niet bekend.

De molen was een grondzeiler en brandde in 1882 af. Schmitz wilde de molen ongeveer 100 m. verder in het veld herbouwen, maar dat stond de verzekeringsmaatschappij niet toe, zodat de windmolen op dezelfde plaats in 1883 werd herbouwd, maar dan als een stenen bergmolen.

Aanpassingen en verbeteringen in de 20e eeuw

In 1928 werd het houten gevlucht door de molenmakers Gebr. Hendrickx vervangen door een ijzeren, waarvan gezegd werd dat het afkomstig was van een poldermolen uit de buurt van Hoorn (N.H.). 

In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog had de forse windmolen een druk gemaal in St. Odiliënberg. Hij had twee koppels stenen, waarvan een koppel in de jaren dertig werd voorzien van een aandrijfas met een conische tandwieloverbrenging op de steenspil en een Crossley-dieselmotor. die onderin de molen stond.

In de jaren 1945-1946 werd de molen door de toen reeds bejaarde molenmaker Joseph Hendrickx uit Heel van de oorlogsschade hersteld. Hij bracht bovendien een aantal ingrijpende veranderingen aan.

Eén koppel 17-er stenen wordt door de wind aangedreven. Voor het andere koppel, dit zijn 16-er stenen van amaril met een zacht bodemsel, werd een nieuw onder drijfwerk gemaakt. De aandrijfas ligt onder de steenzolder en is voorzien van een conische tandwieloverbrenging op de steenspil en een riemtransmissie op een elektromotor. De windmolen heeft een fraai uitgevoerd luiwerk om de zakken te hijsen, een elektrisch luiwerk en een elektrisch aangedreven elevator voor het transport van los gestort maalgoed.

Eveneens in 1946 werden de wieken gestroomlijnd volgens het systeem Van Bussel met uitneembare stormborden aan de wiektoppen. De vormgeving en de stand van het profiel wijken nogal af van het model, dat Van Bussel door zijn eigen molenmakers liet aanbrengen. Evenals in de vooroorlogse jaren werden de wieken weer geschilderd in de nationale driekleur, die in brede schuine banen werd aangebracht.

Een nieuwe eigenaar

In het begin van de jaren vijftig kochten de Gebr. Verbeek een Econoom-hamermolen van de Gebr. Jaspers in Aarle Rixtel (N.B.) voor het malen van veevoer. De windmolen werd als gevolg daarvan korte tijd later stilgezet. Het bedrijf schakelde later praktisch geheel over op de handel in mengvoeders, en voer voor huisdieren.

Louis Verbeek overleed in 1968, Harrie in 1986. De windmolen kwam in bezit van de erven Verbeek. In 1989 verkochten de erven Verbeek de molen aan de gemeente St. Odiliënberg.

Het dorp St. Odiliënberg heeft zich in de loop der jaren flink uitgebreid. De nieuwe woonwijk achter de molen werd in laagbouw uitgevoerd, zodat de windbelemmering binnen zekere grenzen bleef. De molen past nog steeds mooi in het dorpsbeeld.

Geluk bij ongeluk

In 1944 lag de omgeving helemaal open en de molen had ook aan bovengenoemde zijde een onbelemmerde windvang. Het is dan ook opmerkelijk, dat de Duitsers de windmolen hebben ontzien, hoewel alle kerktorens, windmolens en andere hoge objecten in de Roerdriehoek door Sprengkommandos werden opgeblazen.

Na een kort en fel gevecht werd St. Odiliënberg op 27 januari 1945 door de Britten veroverd. Het dorp leed zware oorlogsschade. De schade aan de molen bleef beperkt tot flinke gaten in de romp en schade aan het gevlucht.